Aantal Oplaadpunten
Bouwbesluit 2012 en Europese Energy Performance of Building Directive (EPBD III) schrijven voor:
- Verplichting bij nieuwe woongebouwen en voor bestaande woongebouwen die ingrijpend (> 25%) worden gerenoveerd met meer dan 10 parkeervakken vanaf 10 maart 2020: Voor elk parkeervak moet een leidinginfrastructuur (loze leidingen) worden aangelegd voor de aanleg van laadpunten.
- Verplichting bij nieuwe uitiliteitsgebouwen en voor bestaande utiliteitsgebouwen die ingrijpend (> 25%) worden gerenoveerd met meer dan 10 parkeervakken vanaf 10 maart 2020: Minimaal 1 oplaadpunt voor de hele parkeergelegenheid. Ook moet er leidinginfrastructuur (loze leidingen) worden aangelegd voor 1 op de 5 parkeervakken.
- Verplichting bij bestaande utiliteitsgebouwen met meer dan 20 parkeervakken per 2025: Er moet minimaal 1 oplaadpunt zijn aangelegd.
Nadere duiding ‘ingrijpende renovatie’
De verplichtingen gelden onder meer voor gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd. Hiervan is sprake als meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. Bovendien moet deze vernieuwing, verandering of vergroting de integrale gebouwschil betreffen. Deze definitie van ingrijpende renovatie sluit aan op de definitie die al eerder op grond van de EPBD in het Bouwbesluit is opgenomen.
De verplichting geldt alleen als de renovatie (mede) betrekking heeft op de parkeergelegenheid of op de elektrische infrastructuur van de parkeergelegenheid of het gebouw. Er is sprake van een gebouw met een parkeergelegenheid wanneer de parkeergelegenheid zich op hetzelfde bouwwerkperceel bevindt.
In het Bouwbesluit is er een enkele uitzondering voor de verplichtingen opgenomen. De verplichting voor de aanleg van laadpunten en infrastructuur geldt niet als er sprake is van een ingrijpende renovatie en de kosten van de laadinfrastructuur meer dan 7% van die renovatiekosten betreffen.
Onder de kosten voor de laadinfrastructuur verstaan we de kosten die direct verbonden zijn met de aanleg van de leidingdoorvoeren en laadpunten. Dit zijn kosten voor ontwerp, materialen en installatie van deze laadinfrastructuur. Het gaat niet om kosten die ook zouden zijn gemaakt zonder de aanleg van laadinfrastructuur.
Onder de kosten van de renovatie verstaan we alle kosten voor de renovatie van het gebouw en de parkeergelegenheid. Bij een uitvoering in fasen worden de kosten van de verschillende fasen bij elkaar opgeteld. De kosten voor de aanleg van de laadinfrastructuur worden hiertegen afgezet.
Eisen oplaadpunten
Vanaf 1 januari 2025 is het Besluit bouwwerken en leefomgeving (Bbl) de opvolger van het Bouwbesluit. Daarin staan voortaan eisen aan laadvoorzieningen, te weten:
Een voorziening voor elektriciteit voldoet aan:
a. NEN 1010 bij lage spanning; en
b. NEN-EN-IEC 61936-1 en NEN-EN 50522 bij hoge spanning.
In aanvulling daarop in parkeergarages voldoen oplaadpunten voor elektrische voertuigen in een overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen aan mode 3 of mode 4 als bedoeld in NEN 1010.
Wat zijn mode 3 en mode 4 laadpunten zijn laadpunten?
In het kort; een mode 3 laadpunt is AC (wisselstroom) en mode 4 is DC (gelijkstroom waarmee je kunt snelladen). In beide gevallen met een installateur de aansluiting maken, er is geen sprake van een stekker tussen het laadpunt en de stroomvoorziening (meterkast), wel van een vaste kabel. Het laden met een mode 4 gaat substantieel sneller dan met een mode 3 (die weer veel sneller is dan een mode 2) maar is erg kostbaar.
Woningwet & omgevingswet
Het Bouwbesluit (Woningwet) en Besluit bouwwerken en leefomgeving (Omgevingswet) schrijven beide voor wat de minimale eisen zijn die aan een gebouw gesteld worden. Minimaal omdat je moet realiseren dat alle wetgeving het resultaat is van het sluiten van compromissen. Zorg er dus voor dat je daaraan minimaal voldoet en eigenlijk… doe wat meer. Dit gezegd hebbende een citaat uit de Woningwet om aan te geven dat je zelf, zowel als eigenaar als gebruiker, een verantwoordelijkheid hebt. Artikel 1a luidt als volgt:
- Lid 1. De eigenaar van een bouwwerk draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
- Lid 2. Eenieder die een bouwwerk gebruikt draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, dat als gevolg van dat gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.